Sommige mannen hebben geen enkel contact met hun voorvaderen. Ze voelen zich verweesd en kampen vaak met vage psychische klachten. Een verstoorde mannelijke lijn ontstaat bijvoorbeeld door echtscheiding, vroeg overlijden, verstoting of zelfs taboe (de familie houdt het bestaan van een man geheim).
Mijn lijn is verstoord. Hoe dat komt, staat treffend beschreven in De Jodenauto. Deze roman gaat over de coming of age van een jongetje in Sudetenland, de geboortestreek van mijn vader. Hij groeit op met de doortrapte propaganda van de nazi’s. Die zeggen dat de Duitstaligen uit de klauwen van de etnische Tsjechen ‘gered’ moeten worden.
In 1938 marcheert de Wehrmacht daadwerkelijk binnen. De repressie van de nazi’s blijkt Tsjechen én Duitstaligen te treffen. Zo gaat het verhaal dat mijn overgrootmoeder bij de politie op het matje moest komen. Zij had in een onbewaakt moment de Führer “die gek in Berlijn” genoemd. Het liep met een sisser af.
Eind 1944 nadert het Rode Leger. Mijn overgrootmoeder smokkelt mijn vader in een doos naar de Amerikaanse zone. Dat was een linke reis, maar ze redden het.
2019. Ik bezoek Usti, het vroegere Aussig. In het gemeentearchief word ik vriendelijk te woord gestaan. Nog geen twee weken later ontvang ik per mail kopieën van de burgerlijke stand, compleet met swastika.
Mijn vader moet als kind angst gevoeld hebben. Luchtbombardementen dreigden continu en burgers waren net zo bang voor fanatieke SS’ers (die jacht maakten op ‘verraders’) als voor de komende Russen. Bij de vlucht raakte hij zijn moeder kwijt. Vader was al verdwenen. In de eerste naoorlogse jaren zag hij krijgsgevangenen terugkeren. Getraumatiseerde mannen die zo maar konden ontploffen.
Via mijn vader heb ik ook een tik meegekregen. Dat gaf gedoe tussen ons, maar we zijn er bovenop gekomen. Meer dan zelfs. Dát vier ik op 5 mei.